Ga naar de inhoud

Scheepstermen Engels – Nederlands

Charts – Zeekaarten

Northern / Southern Hemisphere – Noordelijk / Zuidelijk halfrond
Longitude/Latitude scale – Liggende/staande rand van de kaart
Hazards – Gevaren
Breakwater – Pier
Clearing bearings – Peiling om vrij te blijven van gevaar
Fairway – Kanaal
Overfalls / Races – Gebieden met brekers door combinatie ondiepte
Eddies – Draaikolken

Buoyage – Betonning

Can buoy, cylindrical buoy – Stompe boei
Cone buoy – Spitse boei
Transit – Geleidelijn
Isolated danger mark – Afzonderlijk gevaar
Safe water mark – Veilig vaarwater boei
Special mark – Bijzonder gebied
Preferred channel mark – Scheidingston

Tides – Getij

Tidal streams – Getijstroom
Vertical clearances – Beperkte doorvaarthoogtes
Drying heights – Droogvallend bij CD
Tidal curves – Getijkromme
Rate of tide – Snelheid van de stroom
Sea bed – Bodem
Shoals – Zandbanken
Shallow – Ondieptes
Neaps – Doodtij
Springs – Springtij
Range – Verval
Height of tide – Rijzing
Charted depth – Kaartdiepte
Tidal diamond – Getijden diamantje / Wiebertje
Cross tide – Dwars stroom
Swashway – Geul
Safe clearance period – Veilige doorvaartperiode 
Least dept area – Ondiepste gedeelte

Navigation – Navigeren

Compass CTS = Compass Course to Steer = Kompaskoers
Dev = Deviation – Deviatie
________+
Magnetic CTS = Magnetic Course to steer = Magnetische koers
Leeway = Drifthoek
________+
Magnetic WT = Magnetic Water Track = Magnetic Course Through Water
VAR = Variation = Variatie
________+
True WT = True Water track = True Course through water = Behouden Ware koers, aangeduid –>–
Tidal set = Stroomhoek. De stroomvector wordt aangeduid –>>>–
________+
COG = Course Over Ground = Grondkoers, aangeduid –>>–

Bovenstaande is bij koersverslechteren (course to steer).
Bij koers verbeteren (Estimated position) worden iets andere termen gebruikt, namelijk:
Course to steer wordt dan Course steered, zoals Compass Course Steered, Magnetic Course steered.

Estimated position EP = Gispositie
Dead Reckoning = Gis maar zonder rekening te houden met stroom
Bearing – Peiling

Rumbline = loxodroom

Boat parts – Scheepsonderdelen

Throttle – Morsehendel
Kill cord – Dodemanskoort
Wooden bungs – Houten pluggen
Dan buoy – Joon
Lifejacket crotch strap – Kruisband
Strainer – Wierpot
Stove – Kooktoestel
Petrol – Benzine
Painter – Lijn aan reddingsvlot
Drogue – Drijfanker
Hi-line – Lijn onder reddingshelikopter
Anchor warp – Ankerlijn
Pulpit – Preekstoel
Furling drum – Furling systeem
Stem – Voorsteven
Fairlead – Verhaalkam
Guardrail – Zeerailing
Forehatch – Voorluik
Stanchion – Scepter
Topsides – Vrijboorden
Coach roof – Kajuitdak
Genoa track – Leioog
Vent – Luchthapper
Bottle screw – Stagspanner
Jammers – Valstoppers
Halyard winch – Winch voor de val
Jackstay – Looplijn / deklijn
Spray dodger – Spatzeil
Toerail – Voetrail
Cockpit sole – Kuipbodem
Jib sheet winch – Fokkeschoot lier
Binnacle – Kompasstandaard
Propeller – Schroef
Transom – Spiegel
Boarding ladder – Zwemtrap
Pushpit – Hekstoel
Horseshoe lifebuoy – Reddingsboei
Boom – Giek
Washboard – Luikje
Companionway – Kajuitingang
Sliding hatch – Schuifluik
Mainsheet – Grootschoot
Mainsheet traveller – Overloop
Kicking strap – Neerhouder
Topping lift – Kraanlijn
Backstay – Achterstag
Mainsail – Grootzeil
Forecabin – Voorhut
Vee berth – V-vormige kooi
Galley – Kombuis
Aft cabin – Achterhut
Quarter berth – Achterhut
Head – Toilet
Engine exhaust – Uitlaat
Head and shower compartment – Natte cel met WC
Bollard – Bolder
Cleat – Kikker
Winddirection indicator – Windvaantje
Spreader bar – Zaling
Head of sail – Tophoek
Tack of the sail – Halshoek
Clew – Schoothoek
Luff – Voorlijk
Leech – Achterlijk
Foot of sail – Onderlijk
RIB (Rigid Inflatable Boat) – Rubberboot

Manoeuvring On engine – Manoeuvreren Op de motor

On tick-over forward – Eerste stand gashendel vooruit
On tick-over reverse – Eerste stand gashendel vooruit
Idle in forward / in neutral – De motor zo langzaam mogelijk in werking in vooruit / neutraal.
Slow ahead – langzaam vooruit
Full ahead – Volle kracht vooruit
Slow astern – langzaam achteruit
Full astern – Volle kracht achteruit
Dead slow – zeer langzaam
Kick ahead – 3 seconde volle kracht vooruit
Small/short burst – korte stoot gas
In and out of gear – Afwisselen in vooruit en neutraal (of achteruit en neutraal).
Short kick ahead – 1 seconden volle kracht vooruit
Right-handed screw – Rechtsdraaiende schroef
Left-handed screw – Linksdraaiende schroef
Pivot point – Draaipunt
Pivot around on the spot – Op de plaats draaien
Windward – Loefzijde
Leeward – Lijzijde
Weather or windward shore (from ship) – Hogerwal
Lee shore (from ship) – Lagerwal
Coxswain – Stuurman
Starboard/port bow – Voor de boeg
Starboard/port beam – Dwars
Starboard/port quarter – Schuin achter
Astern – Achter
To berth – aanleggen
To moor – aanleggen / afmeren
Finger pontoon – Vinger steiger
Boat pens – Ligplaatsen / boxen
Slip – box
Pillar – meerpaal
Propwalk – Wieleffect/Schroefeffect
Centerpoint – middelpunt
Pivit-in – indraaien
Prop wash – Schroefwater
Undocking – afvaren
Cast off – losgooien
Springing Off – Wegvaren op de voor- of achterspring

Zeilen

Hoog aan de wind – close-haulded
Aan de wind – Close reach
Halve wind – Beam reach
Ruime wind – Broad reach
Voor de wind – Dead run

Lijnen en Knopen

Figure-of-eight – Achtknoop
Clove hitch – Mastworp
Bowline – Paalsteek
Round turn and 2 half-hitches – Ronde torn en twee halve steken
Reef knot – Platte knoop
Single sheet bend – Enkele schootsteek
Double sheet bend – Dubbele schootsteek
Bow line – Voortros
Stern line – Achtertros
Stern spring – Achterspring
Bow spring – Voorspring
Coiling a line – Een lijn opschieten

Rules at sea – Regels op zee

Port tack – Over stuurboord
Starboard tack – Over bakboord
On same tack – Over dezelfde boeg
Head on – Recht tegen elkaar insturen
Crossing – Kruisende koersen
Overtaking – Oplopende koersen
Restricted in ability to maneuver – Beperkt manouevreerbaar schip
Constrained by draught – Geulgebonden
Power driven – Werktuigelijk voortbewogen schip
Motoring cone – Motorsail kegel
Daylight anchor shape – Ankerbol
Stand on vessel – Niet-wijkplichtig vaartuig
Give way vessel – Wijkplichtig vaartuig
Constant bearing – Een peiling die niet verandert
Chain ferry – Kabelpont
Steaming light – Stoomlicht