Ga naar de inhoud

Kruispeilingen

We kunnen door middel van een kruispeiling onze positie bepalen. We maken een kompaspeiling van een punt dat we zowel in de kaart als langs of op het water kunnen herkennen. Deze kompaspeiling rekenen we om tot ware peiling. Die peiling tekenen we in de kaart in als een lijn naar het punt op de kaart waarop we de peiling gemaakt hebben. We weten dan dat we in ieder geval op die lijn zitten. We weten alleen nog niet waar op die lijn. Dus hebben we een tweede peilingslijn nodig op een ander herkenbaar punt. De kruising van twee peilingslijnen is onze positie. Het is belangrijk dat we de hoek tussen de twee peilingen zo haaks mogelijk laten zijn, door de juiste keuze van herkenbare peilingobjecten. Anders is de peiling niet betrouwbaar. Nog beter is het om 3 peilingen te maken. Als de 3 lijnen op de kaart niet ongeveer door hetzelfde punt lopen klopt er iets niet. Maak altijd eerst de peiling die het minst veranderd. Een peiling op een punt dat dwars op de richting van de boot ligt zal sneller veranderen dat een peiling op een punt recht voor of recht achter de boot. Als we een peiling maken, vergeet dan niet om de variatie en deviatie (alleen als de peiling op het stuurkompas wordt gemaakt) te verrekenen. Als we de peiling maken met het handpeilkompas, dan veronderstellen we dat de deviatie 0 is, want we hebben geen deviatietabel voor het handpeilkompas.

De deviatie zoeken we op bij de voorgelegen kompaskoers en niet bij de gemaakte kompaspeiling!

kruispeiling

Controle deviatie met lichtenlijn

We kunnen de deviatie van het stuurkompas controleren door, op verschillende kompaskoersen door een lichtenlijn te varen. U peilt de lichtenlijn en leest in de kaart de ware peiling en de variatie af. De deviatie is dan de enige onbekende in de rekensom die je dus moet berekenen.
Bijvoorbeeld. U wilt de deviatie van uw stuurkompas controleren. U peilt de lichtenlijn van Enkhuizen op 36°. U ziet in de kaart dat de ware peiling (WP) van die lichtenlijn ook 36° is. Uw kompaskoers (KK) is 270°. In de variatieroos in de kaart staat variatie –2°. Wat is de deviatie behorende bij de kompaskoers 270°?
Vervolgens peilt u, varende op een kompaskoers van 90°, de lichtenlijn met een kompaspeiling van 42°. Welke deviatie hoort bij die voorliggende kompaskoers?

Uitwerking:

Bij KK 270°         90°

KP   36°                 42°
Dev +2°                -4°
MP 38°                  38°
Var -2°                  -2°
WP 36°                 36°

Peiling met verzeiling

Dit onderwerp is alleen voor TKN, niet voor KVB2

Als we maar 1 herkenbaar punt hebben, kunnen we d.m.v. een peiling met verzeiling de positie bepalen. We moeten 1 vaste kompaskoers blijven voorliggen. We maken een eerste peiling en noteren de logstand en tijd. We kunnen deze kompaspeiling omrekenen tot ware peiling en in de kaart intekenen. We weten dan dus dat we op die lijn zitten, maar we weten niet precies waar. We maken een tweede peiling als de hoek tussen beide peilingen ongeveer haaks is en noteren weer de peiling, logstand en tijd. Ook hiervan zetten we de ware peilingen in de kaart. We berekenen de grondsnelheid en grondkoers die we gevaren hebben. We schuiven nu het lijnstuk van de grondkoers (lengte gelijk aan de afgelegde afstand tussen de twee peilingmomenten) tussen de twee peilingslijnen. De raakpunten zijn de posities op het moment van peiling 1 en peiling 2.

Afstand tot een licht boven de kim

Dit onderwerp is alleen voor TKN, niet voor KVB2

Geografische dracht geeft aan hoe ver de vuurtoren zichtbaar is afhankelijk van de hoogte van het licht en de ooghoogte.
Optische dracht geeft aan hoe ver de vuurtoren zichtbaar is afhankelijk van de lichtsterkte die in de lichtenlijst wordt gegeven in candela’s.
Nominale dracht is de zichtbaarheid bij 10Nm zicht.
In de lichtenlijst staat de elevatie van de vuurtoren. Dat is de vertikale afstand tussen het licht en de middenstandsvlak.
Ook staat de hoogte van de vuurtoren in de lichtenlijst, die bijvoorbeeld minder is dan de elevatie als de vuurtoren bijvoorbeeld op een hoge duin staat.

We kunnen de afstand tot een licht dat net boven de kim (horizon) verschijnt berekenen met de formule: 2,1 x (wortel van de hoogte van het licht + wortel van de ooghoogte). De afstand is in zeemijlen en de ooghoogten is in meters. We noemen deze afstand de geografische dracht. Er bestaat ook een tabel waarin u zonder te rekenen de geografische dracht kunt aflezen.

In de zeekaart kunt u bij vuurtorens e.d. ook een dracht aflezen, de nominale dracht. Die geeft aan hoe ver de vuurtoren kan schijnen bij normaal zicht.

VRAGEN & ANTWOORDEN

Gebruik voor de onderstaande vragen leskaart 1630. Ga ervan uit dat het 2011 is. Bovendien dient u de volgende deviatietabel te gebruiken, want u maakt alle peilingen met behulp van het vaste stuurkompas.

Kompaskoers Deviatie Kompaskoers Deviatie 
-4 202,5°  +2
22½° -2 225°  0
45°  0 247,5°  -2
67½° +2 270°  -4
90° +4 292,5°  -5
112½° +5 315°  -6
135° +6 337,5°  -5
157½° +5 360°  -4
180° +4