Ga naar de inhoud

Verschil 1/7e regel en 1/12 regel

De 7 van de 1/7e regel komt van de 7 dagen tussen spring en doodtij. Deze gebruiken we om de rijzing (of stroomsnelheid) te berekenen als we alleen de gegevens hebben van springtij en doodtij, maar niet van de dagen ertussenin. Dit is het geval bijvoorbeeld bij de vierkantjes in de kaart met de rijzing bij HWS, HWD, LWD, LWS. Ook is dit het geval bij de stroomsnelheid bij de pijltjes in de stroomkaartjes. Stel dat we dan toch de rijzing of stroomsnelheid willen weten op een dag tussen spring- en doodtij in? Dan kunnen we dus lineair interpoleren met de 1/7e regel.

Er zitten 12 uren tussen HW en het volgende HW. We gebruiken deze 1/12e vuistregel als we alleen de gegevens hebben van HW en LW van die dag, maar we willen de rijzing berekenen op een moment dat tussen HW en LW in ligt. Met de HP33 hebben we de gegevens wel per uur, dus dan hebben we de 1/12e regel niet nodig. Als we een getijdenkromme hebben, gebruiken we de grafische methode, want die is nauwkeuriger dan de 1/12e (vuist)regel, die uitgaat van een gemiddelde.

Als we geen getijdentabel zouden hebben van een bepaald gebied, maar we moeten het doen met de vierkantjes in de zeekaart (met gemiddeld HWS, HWD, LWD en LWS) en we weten hoeveel dagen voor of na springtij we zitten, dan moeten we eerst met de 1/7e regel uitrekenen wat de rijzing is bij HW en LW op de betreffende dag, voordat we kunnen beginnen met het toepassen van de 1/12e regel.

1/7e regel

In de tabel met vierkantjes in de zeekaart wordt de rijzing gegeven bij springtij en bij doodtij. Maar als we de rijzing willen weten op een dag tussen spring en dooodtij in, dan zullen we die moeten berekenen met de 1/7 regel. De 1/7 formule kan gebruikt worden om het volgende te berekenen:

  1. Rijzing bij hoog water (HW) tussen hoog water springtij (HWST) en hoog water doodtij (HWDT)
  2. Rijzing bij laag water (LW) tussen laag water springtij (LWST) en laag water doodtij (LWDT)
  3. Stroomsnelheid op een dag tussen springtij (ST) en doodtij (DT).

De rijzing bij Hoog water:

A.) Rijzing bij HW = HWDT + (het aantal dagen tot DT / 7) x het verschil tussen HWST en HWDT

B.) Rijzing bij HW = HWST – (het aantal dagen tot ST / 7) x het verschil tussen HWST en HWDT

De rijzing bij Laag water:

A.) Rijzing bij LW = LWST + (het aantal dagen tot ST / 7) x het verschil tussen LWST en LWDT

B.) Rijzing bij LW = LWDT – (het aantal dagen tot DT / 7) x het verschil tussen LWST en LWDT

Stroomsnelheid:

In de stroomtabel wordt de stroomsnelheid gegeven bij springtij en bij doodtij en dus niet voor de tussenliggende dagen. Ook die kunnen we met behulp van de 1/7e regel berekenen:

A.) Stroomsnelheid = Stroom bij doodtij + (het aantal dagen tot DT / 7) x het verschil in stroomsnelheid tussen ST en DT

B.) Stroomsnelheid = Stroom bij ST – (het aantal dagen tot ST / 7) x het verschil in stroomsnelheid tussen ST en DT 

1/12 regel

Het water stijgt in 6 uur van laag- naar hoogwater. In het eerste uur stijgt het water 1/12 van het totale verval, in het tweede uur 2/12, in het derde uur 3/12, in het vierde uur 3/12, in het vijfde uur 2/12 en in het laatste uur 1/12. In totaal stijgt het water in 6 uur dus 12/12 x verval, ofwel 100%. In de kaart staan vierkantjes met daarin een letter die correspondeert met de gegevens in de tabel met getijgegevens. In die tabel wordt alleen de rijzing voor hoogwater en voor laag water gegeven (maar dus niet voor tussengelegen uren). Als we toch de rijzing van een tussengelegen moment willen berekenen, dan bereken we dat als volgt:

  1. Bereken eerst het verval, dit is het verschil tussen hoog en laag water op 1 dag.
  2. Bereken dan hoeveel uur na/voor HW of LW we zitten.
  3. Vermenigvuldig het aantal twaalfden dat van toepassing is met het verval.
  4. Bereken:

Hoog water – (../12 x verval) = de rijzing

Of

Laagwater + (../12 x verval) = de rijzing

Exacte interpolatie methode / Grafische methode

Met de exacte interpolatiemethode kan de rijzing worden afgelezen in een getijdenkromme. Bijvoorbeeld: Wat is de rijzing op 19 april (is rood gedrukt dus springtij) om 14.45 UT?
In de Almanak lezen we af:

HW Dover (6,6 m) om 11.41 UT
LW Dover (0,8 m) om 19.10 UT

1. 14.45 ut ligt tussen HW Dover om 11.41 UT en LW Dover 19.10 UT.
2. Vul de relevante tijden na HW in op de onderste as van de getijkromme.
3. Trek een lijn van HW 6.6 naar LW 0.8 links naast de kromme.
4. Trek een verticale lijn van 14.45 naar de springtij kromme.
5. Trek een horizontale lijn naar de diagonaal links van de kromme.
6. Trek een verticale lijn naar boven en lees rijzing af: 4,3 meter.

exacte interpolatiemethode

Let erop dat de springtij-grafiek altijd onder de doodtij-grafiek ligt.

Over een drempel varen met de Reeds

De exacte interpolatie methode ofwel grafische methode is bij uitstek geschikt voor het berekenen van het tijdraam waarin u over een drempel (sill in het Engels) of wantij kunt varen. In veel havens in gebieden met veel verval zoals in Bretagne, is er een drempel voor de haveningang. Die drempel zorgt ervoor dat de haven bij laag water niet droogvalt. In dat geval, reken je eigenlijk in de omgekeerde volgorde van het bovenstaande voorbeeld.

  1. Bereken eerst hoeveel rijzing er minimaal nodig is rekening houdend met de kaartdiepte (die ook boven LAT kan zijn in het geval van een drempel), de diepgang van het schip en de minimale under keel clearance (UKC).
  2. Teken 2 diagonale lijnen in de getijdenkromme in. 1 diagonaal voor de periode tussen laag en volgende hoog water en 1 voor de periode tussen hoog en het volgende laag water. Die 2 laag waters kunnen namelijk verschillen.
  3. Trek dan een verticale lijn van de horizontale as vanaf de minimaal benodigde rijzing naar de 1ste diagonaal en lees af vanaf welk tijdstip u over de drempel kunt varen.
  4. Trek vervolgens een verticale lijn van de horizontale as vanaf de minimaal benodigde rijzing naar de 2ste diagonaal en lees af tot welk tijdstip u over de drempel kunt varen.
  5. Zo heeft u het tijdraam gevonden, waarin u over de drempel kunt. Een X aantal uren voor HW tot en met een X aantal uren na HW.

Over een wantij varen met de HP33

Met behulp van de HP33 kunnen we ook berekenen in welk tijdraam we over een wantij kunnen varen. Stelt u zich voor dat we over het wantij van de Zuidoostrak willen varen met een platbodem met een diepgang van 60cm en dat we een under keel clearance willen aanhouden van 40cm. Het meest ondiepe punt is 40 cm boven LAT, zie de onderstreepte waarde 04 op de kaart op de groen gekleurde drempel. Dat betekent dus dat we 60cm + 40cm + 40cm = 1.40cm rijzing nodig hebben, ofwel 14dm. 

Stel je voor dat het die dag 1 maart 2011 is. Dan kun je dus over het wantij van het Zuidoostrak in het tijdraam van 05.00 t/m 09.00 en opnieuw vanaf 17.00 tot en met 23.00.

hp33

Over een wantij varen met Navionics

Tegenwoordig wordt steeds meer gebruik gemaakt van navigatie App’s zoals Navionics. Ook daarmee kunnen we snel het tijdraam aflezen, waarin we over het wantij kunnen varen. We gebruiken dezelfde bootgegevens als in het voorgaande vraagstuk. Diepgang van 60cm. Under keel clearance van 40cm. Dus 14dm rijzing nodig. Verder is het in dit vraagstuk 21 juni 2018.

Wat u in de Navionics App kunt doen is met de vingers het kruis op de dichtstbijzijnde “getijden station” zetten en dat is in dit voorbeeld Kornwerderzand. Dan verschijnt onder de kaart de getijdengrafiek met tijdlijn. U kunt die tijdlijn schuiven zodat de rijzing minimaal 1,4m aangeeft. Dat is dus vanaf 02.01u zie hieronder.

En dat duurt dan tot 05.19 u, zie hieronder. Daarna is de rijzing niet voldoende om over het wantij te varen. 

Case vastlopen/loskomen

Stel er staat in de getijdetabel op een zekere dag het volgende bij Vlissingen:

10.00 4,8m
16.10 0,3m
22.20 5,2m

U loopt om 12.00 uur aan de grond met een schip dat 2 meter diep steekt de kaartdiepte is onbekend.

1. Bereken de kaartdiepte.
2. Bereken hoe laat u weer loskomt.

Uitwerking case vastlopen/loskomen

Uitwerking vraag 1

Kaartdiepte + Rijzing = 2 meter

De rijzing om 12.00 is 3,6m, zie onderstaande grafiek.

Kaartdiepte + 3,6 = 2 meter

Kaartdiepte is dus -1,6 meter (droogvallend boven het reductievlak dus)

Het verval is 4,8 – 0,3 = 4,5. In het rechthoekje rechtsboven de grafiek hieronder, zien we dat een verval van 4,5 plaatsvindt bij springtij.
We gebruiken dus de doorgetrokken springtij grafiek.

opgave droogvallen en loskomen

Uitwerking vraag 2

Het hoog water om 22.20 is 5,2m dus vandaar dat we een tweede diagonale lijn moeten tekenen. Zoals hieronder te zien is komen we weer los 1 uur en 50 minuten voor het hoog water van 22.20. Dus om 20.30 komen we weer los.

opgave droogvallen en loskomen

Vragen & Antwoorden

Voor de volgende vragen heeft u de volgende data nodig. Print dit PDF bestand dus eerst even uit.